maandag 11 januari 2010

Peuterspeelzaal

4. A. De peuterspeelzaal moet kinderen een veilige, geborgen, vriendelijke en stimulerende speel omgeving bieden. Er moet respect en aandacht zijn voor het eigene van ieder kind en eveneens voor de eigen achtergrond met de daarbij behorende normen en waarden. Er moet aandacht zijn voor het proces dat de kinderen doormaken, een proces willen ontdekken en onderzoeken.
Door als leiding de ervaringen die kinderen op doen met elkaar te verbinden, wordt bij kinderen het plezier versterkt in het ontdekken van nieuwe dingen. Zo worden optimale ontwikkelingskansen geboden.


Uitgangspunten
• Respect voor de eigenheid van elk afzonderlijk kind
• Het versterken van de innerlijke weerbaarheid
• Kinderen stimuleren tot zelfredzaamheid en zelfstandigheid
• Het kind voeden met het gevoel van eigenwaarde
• Kinderen stimuleren in het ontdekken van hun eigen mogelijkheden
• Kinderen helpen bij het leren reflecteren op hun eigen gedrag
• Het ontwikkelen van sociaal gevoel en sociale vaardigheden
• Het omgaan met de gevolgen van sekseverschillen
• Kinderen leren omgaan met normen en waarden
• Kinderen helpen bij het hanteren van emoties
• Kinderen begeleiden en stimuleren

Ik vind dat alle uitgangspunten wel worden uitgevoerd in de praktijk.
En vind het uitstekende uitgangspunten.

B. De houding van de leidster: Een peuterleidster heeft kennis van de ontwikkeling van het kind en kan voorwaarden scheppen om het kind optimaal te laten profiteren van de mogelijkheden die een peuterspeelzaal biedt. Zij kan zich verplaatsen in de gevoelens en situaties van zeer jonge kinderen. Zij waardeert het vrije spel als voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling en weet hoe zij dit moet bevorderen. Zij moet situaties kunnen creëren die het kind aanzetten tot ontdekking en verwondering. Zij heeft oog voor de relaties voor de relaties tussen de kinderen onderling; zij is leidster van een groep en niet van een verzameling losse individuen.
De ontwikkeling van de motoriek: Een kind oefent zijn motoriek bij elke bezigheid waarbij het lichaam, of een onderdeel daarvan, actief gebruikt wordt. Er is een groot verschil in motorische vaardigheden tussen een tweejarige en een bijna vierjarige peuter.
De motoriek ontwikkelt zich van grof naar fijn en dit betekent dat een tweejarige peuter andere mogelijkheden aangeboden moet krijgen dan een ouder kind. Binnen een peutergroep moet er een gevarieerd aanbod aan het kind aangeboden worden waarbij zowel grove als fijne motorische vaardigheden ontwikkeld kunnen worden. Een belangrijke plaats neemt hierbij de mogelijkheden tot buitenspelen.
C. Er staat niks specifieks vermeld over de punten wat er in de opdracht staat. Wat ik zelf ken en wat ik uit het boek van de peuterspeelzaal heb gevonden zal ik noteren:

- Huilende kinderen: Het belangrijkste is dat je weet waarom een kind huilt, je kunt bijvoorbeeld vragen waarom het kind huilt als je het nog net weet. Het kind laten praten, meestal wanneer ze huilen zijn ze niet verstaanbaar dan kun je zeggen ‘je moet eerst stoppen met huilen want zo begrijp ik je niet’. Er zijn veel redenen waarom kinderen zouden kunnen huilen, elk gehuil is anders. Er zijn kinderen die huilen om hun zin te krijgen, op stage is het zo dat de peuter de moeder wil dat hij/zij daarom huilt. Dan is het belangrijk om aan te geven dat hij daar is om te spelen, de dag indeling vertellen en zeggen dat mama of papa hem/haar weer gaat ophalen. Troosten is dan ook belangrijk en even later ergens neerzetten waar hij kan puzzelen of spelen.

- Eenkennigheid: Dat is niet zo erg zoals bij baby’s het hebben bij ouders of verzorgers. Natuurlijk zijn er peuters die aan de peuterspeelzaal moeten wennen. Dan wordt er aan gewerkt dat de peuter een vertrouwensband krijgt met een leidster. Door hem/haar aandacht te geven en de ruimte.

- (Sociale) Redzaamheid: De peuters de omgeving laten leren kennen, de peuters en de leidsters. Erop lettend dat de peuter goed met andere peuters speelt en de andere peuters ook op de juiste manier met elkaar spelen.

- Grenzen: Grenzen stel je door regels duidelijk te maken als eerste. Peuters niet al te vaak te waarschuwen. Bij verkeerd gedrag dat duidelijk maken en zo nodig straffen.

- Respect voor kinderen: Ieder kind is uniek, heeft een eigen karakter en volgt in zijn eigen tempo een eigen ontwikkelingspatroon. De leiding van de peuterspeelzaal respecteert het kind en is in dit patroon te erkennen om hier vervolgens op in te spelen.

- Wenbeleid: De definitieve plaatsing op een peutergroep is voor zowel ouders als kind een hele stap. Een jong kind heeft nog weinig besef van tijd en kan nog niet bedenken dat wanneer eén van de ouders hem of haar naar de peuterspeelzaal heeft gebracht, die ouder hem of haar ook weer komt ophalen. Weg is weg!
Dit betekent dat het kind ruimschoots de tijd moet krijgen om te ervaren dat bij het wegbrengen naar de peuterspeelzaal automatisch ook weer komt ophalen hoort. Daarnaast maakt de speelzaal met al die kinderen en het vele spelmateriaal, een overweldigende indruk op een peuter. Het si dus veel veiliger om die eerste kennismaking samen met een van je ouders uit te voeren. Afhankelijk van de speelzaal die men gaat bezoeken wordt de volgende procedure gevolgd:
• Ouders krijgen ruim van tevoren bericht over het moment van plaatsing. Leidsters gaan op huisbezoek en nemen een informatiepakketje mee of informatie wordt toegezonden.
• Er wordt een tijdstip afgesproken waarop de ouders en kind voor het eerst de speelzaal zullen bezoeken. Dit tijdstip is iets later dan de tijd waarop de overige peuters komen, zodat er ruime aandacht geschonken kan worden aan de nieuwkomer. Ouder en kind vertrekken na enige tijd weer.
• Afhankelijk van de reacties van het kind, wordt in overlegd vastgesteld wanneer het kind enige tijd zonder ouder in de speelzaal kan blijven. Bij vertrek van de ouder wordt afscheid genomen van het kind. De ouder blijft telefonisch bereikbaar voor de leiding en kan indien nodig, direct komen om het kind weer op te halen.
• De periodes van speelzaalbezoek worden uitgebreid wanneer het kind begrepen heeft dat wegbrengen wordt gevolgd door ophalen.
• De leiding maakt het kind wegwijs in de peuterspeelzaal en toont begrip voor het proces van wennen en leren en afscheid nemen dat de peuter zich eigen moet maken.
• Wanneer blijkt dat dit proces zeer moeizaam voltrekt, moet in goed overleg vastgesteld worden of dit moment van plaatsing wel het juiste moment was en of plaatsing mogelijk nog enige tijd uitgesteld moet worden.

- Zindelijk worden: De ouder geeft aan de peuterspeelzaal leidster aan als de ouder bezig is met het kind zindelijk maken. Zodat de leidster op de hoogte zijn of het kind het in de luier kan doen of op de wc.

- Voeding: De ouders geven eten en drinken mee met de peuters die ze in de tas naar de peuterspeelzaal brengen.

- Spel en spelen: Binnen de creativiteitsontwikkeling worden zowel de motoriek als de fantasie ontwikkeld. Van belang is dat het kind de gelegenheid krijgt om ‘lekker bezig te zijn’. En lekker bezig kunnen zijn, kan alleen als je, je veilig en geborgen voelt, niet bang hoeft te zijn voor boze mensen of voor extreme eisen. Ook moet er genoeg te doen zijn, moeten er nieuwe uitdagingen aangeboden worden en moet je de rust krijgen om je op iets te concentreren.
Het bezig zijn met expressiematerialen zoals verf, klei, potloden, plaksel, zand en enzovoort, biedt kinderen mogelijkheden zich geheel vrij uit te drukken en zal vaker aanleiding geven tot het uiten van emoties.

D. Huilende kinderen, dat komt vaak voor op de peuterspeelzaal, en er wordt er opgelet waarom de peuter huilt en wat de oplossing daarvoor is.
Grenzen: Wanneer de peuter zich niet gedraagt zoals het hoort, wordt hij/zij twee keer gewaarschuwd bij de derde waarschuwing wordt de peuter uit de groep gehaald en apart op de stoel gezet, daar wordt tegen hem/haar verteld waarom hij op de stoel zit en waarom het niet hoort hoe hij/zij zich ernaar gedraagt. Hij blijft niet te lang op de stoel zitten.
Zindelijk worden: Zoals hierboven geschreven, peuterspeelzaal heeft geen protocol voor het zindelijk orden van peuters. Wanneer ouders ermee thuis bezig zijn wordt dat aangegeven bij de leidsters en de leidsters letten er dan op, wanneer de peuter moet plassen dan wordt er meestal aan de peuter gevraagd of hij moet plassen. Het meeste wordt thuis door de ouders gedaan.

Geen opmerkingen: